Ik vaar verder richting de Grebbeberg.
Als een enorme tong ligt de stuwwal in het landschap. Langs Wageningen, waar ik ooit begon met studeren, op weg naar de Blaauwe Kamer. Sinds de jaren negentig broedt hier een kolonie lepelaars. Prachtig sierlijk witte vogels die hun naam danken aan hun lepelvormige snavel. En ringslangen… Maar voordat ik daar kom duik ik eerst in de wereld van de dode bomen. Rijkswaterstaat gooit namelijk vlakbij Wageningen dode bomen in de rivier waar ook scheepvaartverkeer langskomt.
In de afgelopen eeuwen is geleidelijk al het dode hout uit onze rivieren verwijderd ten behoeve van de scheepvaart en de veiligheid bij hoog water.
Dit heeft grote gevolgen gehad voor het leven in de rivier: veel soorten zijn bijna of helemaal verdwenen. De vele stortstenen waaruit de kribben en verdedigde oevers zijn opgebouwd, hebben de oorspronkelijke planten en dieren weinig te bieden. Dat is Rijkswaterstaat nu aan het herstellen.
Door dode bomen op verschillende plaatsen in de rivier te leggen ontstaat er dynamiek en variatie. Het water stroomt anders om de bomen heen, vissen kunnen er schuilen en paaien, en in het dode hout kunnen kleine organismen leven. Deze diertjes zijn op hun beurt voedsel voor de vissen.
De bomen worden zo neergelegd dat ze de scheepvaart niet hinderen en ook niet zorgen voor extra opstuwing bij hoogwater. De komende jaren wordt deze nieuwe vorm van het verkrijgen van schoon en gezond water, vol met leven, nauwgezet gevolgd en gemonitord. Uit proeven is intussen al gebleken dat de biodiversiteit een enorme boost krijgt door dode bomen in de rivier aan te brengen.